Paramedische herstelzorg na COVID-19

Op deze pagina staat wat paramedische herstelzorg na COVID-19 inhoudt. We leggen uit wie voor herstelzorg in aanmerking komt. En wat de voorwaarden zijn om die zorg te ontvangen. Sommige mensen hebben tijdens hun herstel na COVID-19 (het coronavirus) aanhoudende klachten of beperkingen. De huisarts of medisch specialist kan in dat geval beoordelen of iemand in aanmerking komt voor eerstelijns paramedische herstelzorg. Deze herstelzorg kan bestaan uit fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie, diëtetiek en logopedie. De herstelzorg wordt tijdelijk onder voorwaarden vergoed uit het basispakket. 

Herstelzorg is voorwaardelijk toegelaten tot het basispakket

Om zorg vergoed te krijgen uit het basispakket moeten behandelingen bewezen effectief zijn. Op dit moment is dat nog niet het geval voor de effecten van paramedische herstelzorg bij patiënten met aanhoudende klachten en beperkingen na COVID-19. Daarom wordt paramedische herstelzorg niet zomaar vergoed uit het basispakket. Om herstelzorg toch te kunnen vergoeden is die voorwaardelijk toegelaten tot het basispakket. Ondertussen wordt de effectiviteit van de zorg onderzocht. Op basis van dat onderzoek brengt het Zorginstituut een standpunt uit. Daarin zeggen we of herstelzorg definitief wel of niet wordt vergoed uit het basispakket. Het Zorginstituut wacht resultaten af van aanvullend onderzoek. Afhankelijk van wanneer die binnen zijn, wordt de planning voor het uitbrengen van het standpunt aangepast. 

Lees meer over ons standpunt - wel of niet vergoeden eerstelijns paramedische herstelzorg na COVID-19.

Herstellen na COVID-19

Het kan per persoon verschillen hoe lang het duurt voordat je hersteld bent van COVID-19. Veel mensen herstellen snel en in de thuissituatie zonder dat zij extra zorg nodig hebben. Er zijn ook mensen die extra zorg nodig hebben. Soms is zorg nodig in de vorm van medisch-specialistische zorg of geriatrische revalidatiezorg. Ook kunnen mensen bij hun herstel gebruikmaken van de huisarts, de wijkverpleging en de geestelijke gezondheidszorg. Deze zorg wordt vergoed uit het basispakket. Daarnaast is er tijdelijk en onder voorwaarden recht op vergoeding van paramedische herstelzorg uit het basispakket.

Uit welke zorg bestaat paramedische herstelzorg?

Paramedische herstelzorg kan bestaan uit fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie, diëtetiek en logopedie. Het is per patiënt verschillend welke zorg nodig is. Afhankelijk van de klachten beoordeelt de huisarts of medisch specialist of paramedische herstelzorg nodig is en door wie deze zorg gegeven moet worden. Een verzekerde kan dus te maken krijgen met meerdere zorgverleners. De zorg wordt aangepast aan de persoonlijke situatie.

Wie komt in aanmerking voor deze herstelzorg?

Mensen die ernstige COVID-19 hebben gehad, kunnen tijdens hun herstel ernstige klachten of beperkingen ervaren. Voorbeelden van klachten zijn: benauwdheid, conditiegebrek, vermoeidheid, spierpijn of geheugen- en concentratieproblemen. Bij beperkingen kan het gaan om niet kunnen traplopen, problemen hebben met zelfverzorging, slechts kleine afstanden kunnen lopen, geen boodschappen kunnen doen, of je werk niet kunnen doen.

Deze mensen kunnen in aanmerking komen voor vergoeding van paramedische herstelzorg. De huisarts of medisch specialist bepaalt op grond van de klachten welke zorg nodig is. Het is niet noodzakelijk dat iemand positief is getest op het coronavirus. Het is ook niet noodzakelijk dat iemand opgenomen is geweest in het ziekenhuis. Als iemand thuis ziek is geweest, stelt de huisarts of medisch specialist vast of er waarschijnlijk sprake is geweest van COVID-19 en of de patiënt paramedische herstelzorg moet krijgen. Ook na een herbesmetting met COVID-19 kunnen mensen in aanmerking komen voor de vergoeding van herstelzorg.

Verwijzing voor paramedische herstelzorg

De huisarts of medisch specialist geeft een verwijzing voor paramedische herstelzorg als hij vaststelt dat een patiënt deze zorg nodig heeft. Voor paramedische herstelzorg  geldt dat er een periode van maximaal 6 maanden mag zitten tussen het einde van het acute infectiestadium van de COVID-19 en het moment van verwijzing. Na verwijzing moet de eerste behandelsessie binnen 1 maand plaatsvinden.

Het acute infectiestadium is de fase van COVID-19, waarin een patiënt symptomen heeft als koorts, benauwdheid met verminderde zuurstofopname, lamlendigheid, misselijkheid, diarree, heftige spierpijn of hoofdpijn. Het is inmiddels bekend dat bij sommige patiënten het acute infectiestadium heel lang kan aanhouden, met symptomen als hoesten, zuurstofarmoede, koortsaanvallen en algehele malaise.

Sommige patiënten zijn na 18 juli 2020 zonder verwijzing met paramedische herstelzorg gestart. Het is dan aan de huisarts of medisch specialist om te beoordelen of deze patiënten recht hadden op deze vorm van zorg.

Vergoeding van paramedische herstelzorg

Paramedische herstelzorg wordt vergoed vanaf de eerste behandeling. Wel geldt het eigen risico. Paramedische behandelingen die voor 18 juli 2020 zijn gegeven, worden niet vergoed onder deze regeling.

Duur van de behandeling

Het is per patiënt verschillend hoeveel zorg er nodig is. Sommige patiënten hebben aan enkele ondersteunende behandelsessies voldoende. Andere patiënten hebben een behandelprogramma van enkele maanden nodig. De maximale periode van behandeling is 6 maanden.

De behandelaars brengen verslag uit aan de huisarts over de voortgang van de behandelingen. De huisarts beoordeelt na ongeveer 3 maanden of én hoe de zorg voortgezet moet worden.

Maximaal aantal behandelingen in 6 maanden tijd

Het is per patiënt verschillend hoeveel zorg én welke zorg er nodig is. Er is wel een maximum gesteld aan het aantal behandelingen waarvoor vergoeding geldt:

  • Fysiotherapie of oefentherapie: maximaal 50 behandelingen
  • Ergotherapie: maximaal 10 uur
  • Diëtetiek: maximaal 7 uur
  • Logopedie: geen maximum

De behandelingen worden vergoed vanaf de eerste behandeling.

Tweede behandeltermijn

Alleen in uitzonderlijke situaties kan iemand verwezen worden voor nog een behandeltermijn van maximaal 6 maanden. Dit is als iemand specifieke, langetermijnschade heeft door COVID-19. In principe moet een medisch specialist dit vaststellen . Als de medisch specialist inschat dat de patiënt baat heeft bij verdere paramedische behandeling, kan hij de patiënt een verwijzing geven voor een tweede behandeltermijn van paramedische herstelzorg.

Paramedische herstelzorg na 6 maanden wordt dus alleen voortgezet als iemand specifieke, langetermijnschade heeft. Een voorbeeld van specifieke, langetermijnschade na COVID-19 is een blijvende longafwijking. Als de medisch specialist verwacht dat de patiënt baat heeft bij verdere paramedische behandeling, dan kan verwijzing voor een tweede behandeltermijn plaatsvinden. Andere voorbeelden van specifieke langetermijnschade zijn blijvende verkortingen van pezen of spieren (contracturen) of blijvende stoornissen aan zenuwen (neuropathieën).

In bijzondere situaties, die meestal te maken hebben met een beperkt of onvolledig uitgevoerde eerste behandeltermijn, mag ook de huisarts verwijzen voor een tweede behandeltermijn van paramedische herstelzorg. De specifieke voorwaarden die in deze situatie gelden staan in het document ‘Vragen en antwoorden paramedische herstelzorg na COVID-19’.

De tijdsperiode tussen het einde van de eerste behandeltermijn en de start van de tweede behandeltermijn is maximaal 4 maanden.

In deze tweede behandelperiode geldt opnieuw een maximale behandelomvang per zorgvorm:

  • Fysiotherapie of oefentherapie: maximaal 50 behandelingen
  • Ergotherapie: maximaal 10 uur
  • Diëtetiek: maximaal 7 uur
  • Logopedie: geen maximum

Tijdelijke toelating tot het basispakket

Om zorg vergoed te krijgen uit het basispakket moeten behandelingen bewezen effectief zijn. Op dit moment zijn de effecten van paramedische herstelzorg bij patiënten die ernstige COVID-19 hebben doorgemaakt nog niet bewezen. Paramedische herstelzorg kan dus niet zomaar vergoed worden uit het basispakket.

De situatie van de COVID-19-pandemie is uitzonderlijk. We weten nog weinig over het herstel van mensen die ernstig ziek zijn geweest. Wel zien de betrokken beroepsgroepen, zorgverzekeraars, het ministerie van VWS en het Zorginstituut aanwijzingen dat paramedische herstelzorg kan bijdragen aan het herstel.

Om de effectiviteit te onderzoeken en tegelijkertijd patiënten de mogelijkheid te bieden deze zorg vergoed te krijgen, maken we gebruik van een wettelijke regeling. Dit wordt ook wel voorwaardelijke toelating genoemd. De regeling staat in artikel 2.2 van de Regeling zorgverzekering. In zo’n situatie kan de minister van VWS besluiten om zorg tijdelijk toe te laten tot het basispakket met als voorwaarde dat er wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van die zorg gedaan wordt. Op deze manier kunnen we te weten komen of deze zorg daadwerkelijk effectief is en permanent in het basispakket zou moeten komen.

Normaal gesproken wordt zo’n onderzoek gedaan met een kleine groep patiënten en komt de zorg pas later breder beschikbaar als de zorg bewezen effectief is. In het geval van COVID-19 is de paramedische herstelzorg in het kader van dit onderzoek direct voor alle Nederlanders beschikbaar gemaakt. Wie deze zorg uit het basispakket vergoed wil krijgen, moet bereid zijn mee te doen aan het onderzoek. Het onderzoek voldoet aan de vereisten uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

Hoe wordt het onderzoek gedaan?

Het onderzoek bestaat uit 2 delen en wordt uitgevoerd door 9 onderzoeksinstituten onder coördinatie van het Radboudumc. Het eerste deel noemen we het retrospectieve onderzoek. Het tweede deel noemen we het prospectieve onderzoek.

  • In het eerste deel van het onderzoek worden gegevens over de gezondheid en herstel verzameld uit het behandeldossier van de patiënt. Het eerste deel start zodra de eerste behandeling van paramedische zorg wordt gegeven. De behandelaar legt verschillende gegevens vast over bijvoorbeeld conditie, gewicht en de behandeling die nodig is.
    Alleen de anonieme behandelgegevens van de herstelzorg worden gebruikt voor het onderzoek. De patiënt moet mondeling toestemming geven om deze gegevens te delen met de onderzoekers. De zorgverlener legt de toestemming vast in het behandeldossier. Voor het onderzoek wordt gebruik gemaakt van anonieme gegevens. Er worden dus geen persoonsgegevens gedeeld met de onderzoekers. Ook worden er geen gegevens gedeeld over behandelingen die geen onderdeel uitmaken van de herstelzorg.
    De toestemming voor het delen van de anonieme gegevens kan op elk moment, zonder reden, ingetrokken worden. Als de patiënt ervoor kiest om te stoppen met het delen van de gegevens, dan stopt de vergoeding voor deze zorg vanaf dat moment.
  • Het tweede deel van het onderzoek is gestart in maart 2021. Hiervoor zijn ongeveer 1400 mensen via hun zorgverlener gevraagd om deel te nemen, waarmee de toelating tot dit deel van het onderzoek is gesloten. Voor alle andere patiënten blijft de verplichting gelden om aan het eerste deel van het onderzoek deel te nemen.

Aanvullend onderzoek

Het Zorginstituut is op dit moment in afwachting van de resultaten van een aanvullende studie. Het gaat om een matching-studie tussen de ParaCov-data en RIVM-data. Hierbij wordt geprobeerd om de uitkomsten te vergelijken van het herstel van patiënten die wel een behandeling met paramedische herstelzorg kregen en patiënten die dat niet kregen. De resultaten hiervan helpen ons mogelijk om beter te beoordelen of eerstelijns paramedische herstelzorg na COVID-19 echt effectief is. Omdat wij niet weten wanneer de resultaten bekend zijn, kunnen we nog geen planning geven. 

Meer informatie

Meer informatie is te vinden op:

Eigen risico

Voor paramedische herstelzorg na COVID-19 geldt het eigen risico.

Regelgeving

De tijdelijke aanspraak op paramedische herstelzorg voor COVID-19 is gepubliceerd in de Staatscourant op 17 juli 2020:

Op 8 september 2020 is de Regeling zorgverzekering aangepast op een aantal onderdelen. Deze aanpassingen zijn gepubliceerd in de Staatscourant en gelden met terugwerkende kracht vanaf 18 juli 2020:

Op 1 juli 2021 is de Regeling zorgverzekering aangepast op een aantal onderdelen. Deze aanpassingen zijn gepubliceerd in de Staatscourant:

De aanspraak op paramedische herstelzorg staat beschreven in:

De aanspraak op paramedische zorg staat beschreven in: