Ga direct naar de content

Alternatief energieplafond verenigt prijszekerheid met marktwerking

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 29 2022

De implementatie van het energieprijsplafond kost bestuurlijk Nederland heel wat hoofdbrekens. Omzetcompensatie van energie­leveranciers leidt tot hogere prijzen en overwinsten. Kostencompensatie blijkt bestuurlijk onuitvoerbaar. Maar toch kunnen prijszekerheid en marktwerking samen onder één energieplafond bestaan. Een voorstel voor prijszekere kortingen.

In het kort

– Kabinet en Tweede Kamer houden ondanks wezenlijke bezwaren vast aan een plafondsysteem voor energieprijzen.
– Een prijsplafond met op de marktprijzen geïndexeerde kortingen brengt prijszekerheid met behoud van marktwerking.
– Zo’n prijsplafond is economisch verstandig, bestuurlijk uitvoerbaar en politiek verkoopbaar.

De Nederlandse politiek ‘hangt aan’ het energieplafond. Op Prinsjesdag beloofde de regering dat elk huishouden in 2023 tot een verbruik van 2.900 kilowattuur elektriciteit niet meer dan 0,40 euro per kilowattuur zou hoeven te betalen, en voor de eerste 1.200 kuub gas niet meer dan 1,45 euro per kuub. Het plafondsysteem heeft allerlei haken en ogen, en geeft perverse prikkels (Het Financieele Dagblad, 2022; NRC, 2022a; Schinkel et al., 2022). Er zijn enorme steunbedragen mee gemoeid, die bedoeld zijn voor de huishoudens, maar aan de energieleveranciers worden uitbetaald. Zij ontvangen compensatie voor het leveren van gas en elektriciteit tot aan het energieplafond tegen de lage plafondprijzen, die ver onder de marktprijzen en zelfs onder de kostprijs ervan liggen.

Hoe kan er worden gegarandeerd dat al die overheidssteun – en niet meer dan nodig is – zo ook echt bij de consumenten terechtkomt? Want het kabinet, de Kamer én de energieleveranciers zeggen namelijk dat allemaal te willen (Energie-Nederland, 2022; EZK, 2022b; NRC, 2022b). Of de steun bij de consumenten terecht komt, hangt echter sterk af van de wijze waarop die zal worden geïmplementeerd.

De politieke discussie spitst zich toe op twee methoden: omzetverliescompensatie en meerkostencompensatie. Maar aan beide kleven grote nadelen: de eerste leidt tot overwinsten– en daarmee tot staatssteunproblematiek; de tweede lijkt bestuurlijk onuitvoerbaar (Nieuwsuur, 2022a; 2022b). Toch willen kabinet en de Tweede Kamer koste wat het kost per 1 januari een prijsplafondsysteem invoeren, om zo de sterke marktprijsstijgingen op te vangen en aan huishoudens “rust en zekerheid te bieden over de energieprijzen en de hoogte van de energierekening” (EZK, 2022b; Tweede Kamer, 2022c).

De uitdaging is derhalve om een systeem te ontwerpen dat prijszekerheid biedt voor huishoudens, en waarbij de steun daadwerkelijk bij deze terecht komt, zonder dat er overwinsten ontstaan bij de energieleveranciers. Een systeem dat huishoudens voldoende ondersteunt, maar gericht en niet meer dan nodig is. En dat energieleveranciers compenseert voor hun kosten, maar de markt zo min mogelijk verstoort en concurrentie in stand houdt – het liefst zonder dat er diepgaande inzage in de kosten en bedrijfsvoering van de energieleveranciers noodzakelijk is.

In dit artikel doen we een voorstel voor een beter systeem dat hier allemaal in voorziet: implementatie van de energiesteun via een energieplafond met prijszekere kortingen. Deze implementatiewijze is economisch verstandiger, bestuurlijk uitvoerbaar en doet alle beloften gestand. Het zou dus ook politiek haalbaar moeten zijn. Het laat de energiemarkt en de leveranciers vrijwel ongemoeid. Maar voordat we dit uiteen zetten, geven we eerst een kort overzicht van de opties die al afgewogen worden.

Compensatiemethodenstrijd

Op tafel liggen er twee manieren om de energieleveranciers te subsidiëren voor het uitvoeren van het energieplafondsysteem: de omzetverliescompensatie en de meerkostencompensatie. Daarnaast is er een gelijkwaardige steun aan huishoudens mogelijk middels een geïndexeerd maand­bedrag.

Omzetverliescompensatie

Minister Jetten leek in eerste instantie aan te sturen op een omzetverliescompensatie: in dat geval krijgt voor de energieconsumptie onder het plafond elke energiemaatschappij het verschil tussen de marktprijs en de plafondprijs (EZK, 2022a). De overheid betaalt de energiemaatschappijen dan wat zij anders op de markt hadden kunnen krijgen, zo lijkt de redenering. De Kamer voelde al aan dat dit plan waarschijnlijk leidt tot overwinsten, en vroeg in een motie om een kostencompensatie (Tweede Kamer, 2022). In een eerder artikel lieten we zien hoe de marktprijzen inderdaad juist door deze omzetcompensatiesystematiek nog verder gaan stijgen, en dat daarmee de subsidiekosten voor de overheid en de winsten voor de energieleveranciers dus verder toenemen (Schinkel et al., 2022).

Meerkostencompensatie

In het geval van een meerkostencompensatie vergoedt de overheid het verschil tussen de hoge kosten voor de inkoop van alle onder het plafond verbruikte energie en de lagere plafondprijzen die de huishoudens betalen, plus een redelijke marge. Zo’n kostencompensatie kan als nadeel hebben dat het prikkels wegneemt bij de aanbieders om efficiënt energie in te kopen. Dat kan echter worden voorkomen door slimme benchmark-methodes, waarin de energieleveranciers worden gecompenseerd op basis van de inkoopkosten van vergelijkbare concurrenten. Mits goed vormgegeven kan een meerkostencompensatie een relatief goedkope manier zijn om het prijsplafondsysteem uit te voeren. Dit is voor marktoezichthouders gesneden koek.

Toen het kabinet dan toch de meerkostencompensatie wilde invoeren, meldde de Autoriteit Consument & Markt (ACM) daar echter niet klaar voor te zijn. Ze schreef niet te kunnen vaststellen wat een redelijke rendement was, meende dat dit een politieke keuze zou zijn en vreesde rechtszaken (ACM, 2022; Nieuwsuur, 2022a). De ACM zei voor de praktische uitvoering nog minstens een jaar voorbereidingstijd nodig te hebben. Daarnaast zou er flankerende wetgeving nodig zijn om de ACM een sterker juridisch kader te bieden (Tweede Kamer, 2022b).

Prompt besloot de minister om dan tot 1 maart toch maar een omzetcompensatie te geven (EZK, 2022b). De energieleveranciers drongen daar ook op aan. Wel zei de minister de hoop te hebben om vanaf maart 2023 over te kunnen gaan op een kostencompensatie. Daartoe zette hij een extern onderzoek uit naar hoe dit te doen, en tegen welk redelijk rendement. Mogelijk zal het hem nog lukken om voor 1 januari een (tijdelijke) omzetcompensatie te vermijden. Echter, zonder de autoriteit van de ACM is het dan maar de vraag of een werkelijke kostencompensatie, met alleen een redelijk rendement, gezaghebbend kan worden afgedwongen.

Geïndexeerd maandbedrag

Een simpel alternatief om energiesteun te geven die dezelfde waarde heeft als de waarde van het plafondsysteem is middels een vast maandbedrag. In de maanden november en december 2022 werden huishoudens intussen al gesteund met 190 euro. Dat is ongeveer de gemiddelde waarde van het plafondsysteem per maand, 206,74 euro, zoals vastgesteld bij de aankondiging tegen de toen geldende energieprijzen (EZK, 2022a). Veruit het meest eenvoudige en minst verstorende compensatiesysteem is om zo’n vast maandbedrag als korting op ieders energierekening te geven, ook in geheel 2023 – of zolang als nodig is. Als dat bedrag maandelijks geïndexeerd wordt op de marktprijzen voor gas en elektriciteit, vertegenwoordigt het precies dezelfde waarde als een volledig verbruik van het prijsplafond voor alle huishoudens – zie kader 1 (NRC, 2022b). Indien de energieprijzen blijven stijgen, stijgt het maandbedrag gewoon geheel compenserend mee. Het totaal van de energierekening is in beide systemen gelijk – en voor wie minder dan de plafondvolumes verbruikt zelfs lager. En de maandlast onder de streep is uiteindelijk toch dat wat er voor huishoudens toe doet.

Een op de gemiddelde marktprijzen geïndexeerd maandbedrag, dat niet afhankelijk is van het lopende energiegebruik, voorkomt veel perverse prikkels en ingewikkelde neveneffecten. Concurrentie op de energiemarkt blijft volledig in stand – evenals de prikkels voor consumenten om energie te besparen. Want ook wie minder verbruikt krijgt het volledige bedrag. En het is ook nog eens eenvoudig implementeerbaar. Allemaal redenen dus om hiervoor te kiezen. Wel zouden alle huishoudens dan hetzelfde maandbedrag krijgen, terwijl onder het plafondsysteem huishoudens die minder verbruiken dan de plafondvolumes minder steun ontvangen. Daardoor is zo’n vast compenserend maandbedrag ongericht en duurder voor de overheid. Zo zou voor november 2022 een op de gemiddelde marktprijzen geïndexeerd maandbedrag 236,75 euro voor iedereen zijn geweest (zie online kader 2). Blijkbaar is het politiek niet haalbaar (Tweede Kamer, 2022c).

Kader 1: Maandelijks geïndexeerd vast bedrag

Een geïndexeerd maandbedrag, dat niet afhankelijk is van het lopende energiegebruik, voorkomt veel perverse prikkels en ingewikkelde neveneffecten. Een dergelijk bedrag kan zodanig worden vastgesteld dat het exact dezelfde waarde vertegenwoordigt voor elk huishouden als de op Prinsjesdag toegezegde maximale plafondsteun. Ten tijde van de aankondiging schatte de overheid, op basis van de toen geldende energieprijzen, die waarde op 2.481 euro over heel 2023 (EZK, 2022a). Maar ze fluctueert natuurlijk met de actuele marktprijzen voor gas en elektriciteit. De hoeveelheden staan weliswaar vast, maar de hoogte van de toegezegde steun per eenheid energie is gelijk aan het verschil tussen die bewegende marktprijzen en de vaste plafondprijzen per kuub en per kilowattuur.
In het meest reguliere type variabel energiecontract zijn de prijzen per maand aanpasbaar. Kijk daarom naar de periode van een maand, en een plat maandplafond van 2.900 / 12 = 241 2/3 kilowattuur en 100 kuub (zie online kader 3).
De bepaling van het geïndexeerde maandbedrag gaat dan als volgt. Stel dat in deze maand de elektriciteitsprijs 100 cent per kilowattuur is. Nu is de toegezegde waarde van het gehele maandplafond voor een huishouden in die maand 100 − 40 = 60 cent per kilowattuur × 241 2/3 killowattuur = 145 euro. Voor gas met, zeg, een marktprijs van 300 cent per kuub is de steun (3,00 − 1,45) × 100 = 155 euro. Tezamen is de waarde van het plafondsysteem in deze maand per huishouden dus 300 euro. Dat bedrag kan ineens van het maandbedrag worden afgetrokken.
Stijgt nu de volgende maand de marktprijs voor elektriciteit naar, zeg, 150 cent per kilowattuur, dan wordt het nieuwe maandbedrag bepaald via de indexatie van de steun per eenheid, oftewel 150 − 40 = 110 cent per kilowattuur, wat neerkomt op 265,83 euro. Een forse stijging dus, omdat de elektriciteitsprijs met de helft is toegenomen. Veranderingen in de gasprijzen leiden op analoge wijze tot aanpassingen van het maandbedrag.
De essentie is natuurlijk dat voor consumenten die het maandplafond (of meer) verbruiken, de effectieve consumentenprijs onder het plafond zo altijd 40 cent per kilowattuur stroom en 1,45 euro per kuub gas blijft, zoals door het kabinet is toegezegd. Voor hen is het om het even: uitgesmeerd over de plafondvolumes gas en elektriciteit, betalen zij daarvoor precies de plafondprijzen. De effectieve prijszekerheid is identiek. De totale maandrekening – en dus het voorschot en de jaarafrekening – is exact gelijk in beide systemen.

Online kader 2: Een rekenvoorbeeld met modelenergierekening

Tabel 2 brengt de voorbeelden in de tekst inzichtelijk samen. Er kan ook gemakkelijk zelf met dit model gerekend worden om de consequenties van marktprijsveranderingen of besparingen op het eigen verbruik in te zien. Hiertoe kunnen de relevante waarden worden ingevuld in de geel gekleurde cellen.
Op de contractprijs ontvangt het huishouden een korting, zodanig dat de nettoprijs die het betaalt voor alle verbruik tot aan de maandplafonds gelijk is aan de vaste lage plafondprijzen. Over de rest van het verbruik wordt wel de volle contractprijs betaald, net als in het oorspronkelijke plafondsysteem. Dit modelhuishouden verbruikt deze maand net iets meer dan de plafondvolumes, waardoor de waarde van de overheidssteun maximaal is – en gelijk aan het geïndexeerde vaste maandbedrag in dat voorstel (zie kader 1).
Merk op dat in het voorbeeld de contractprijzen van dit huishouden bij leverancier 1 precies gelijk zijn aan de gemiddelde marktprijzen. Dit is zo geconstrueerd dat dit huishouden netto precies de plafondprijzen zal betalen. Indien de energieleverancier van het huishouden hogere contractprijzen dan de gemiddelde marktprijzen zou vragen, dan heeft dit huishouden – zoals in de hoofdtekst uiteengezet – een sterke prikkel om over te stappen naar een andere leverancier met lagere prijzen. Dit zorgt ervoor dat de marktprijzen dicht bij het gemiddelde zullen blijven, dat door de concurrentiedruk ook nog eens laag wordt gehouden. Het voordeel van overstappen volgt ook eenvoudig uit dit model.
De getallen in het voorbeeld in Tabel 2 zijn gekozen om hun eenvoud. Als kalibratie: indien de maandcontractprijzen van Vattenfall in november 2022 – te weten 2,82 euro per kuub gas en 70 cent per kilowattuur – de gemiddelde prijzen waren, dan bedroeg de waarde van het maandplafond 209,50 euro. De gemiddelde prijzen over die maand waren 3,02 euro per kuub en 0,73 euro per kilowattuur, wat een maandplafondwaarde van 236,75 euro impliceert (bron: Businessinsider.nl). Overstappen naar Vattenfall zou toen hebben geloond. Het vaste compensatiebedrag van 190 euro in november 2022 was dus lager dan de impliciete waarde van het prijsplafond.

Online kader 3: Allocatie plafondvolumes

Bij elke implementatie van het plafondsysteem doet zich de vraag voor hoe de totale plafondvolumes, dus die 1.200 kuub gas en 2.900 kilowattuur elektriciteit waarover de consument de lage prijzen zijn toegezegd, in 2023 zullen worden opgebruikt. Is dat eenvoudig als de eerste consumptie, lopend vanaf 1 januari? In dat geval is het goedkope volume mogelijk al op in het najaar van 2023, als de volgende winter komt. Dan worden de maandafrekeningen weer onbetaalbaar. Of verdeelt de overheid het jaarvolume over het jaar? En zo ja, hoe dan? Een platte verdeling met een constant maandplafond ligt misschien voor de hand (zie kader 1). Maar hogere maandvolumes in maanden met een hoger verbruik zijn al verstandiger, om zo rekening te kunnen houden met seizoensinvloeden. Dit speelt met name bij gas voor verwarming. Maar in de zomer is er ook meer stroom van particuliere zonnepanelen, terwijl er minder wordt verbruikt, ook al omdat veel mensen op vakantie zijn.
Er zijn oneindig veel manieren om voor elke maand een ander normverbruik vast te stellen, waarin die maandplafondvolumes over alle maanden van 2023 samen op zullen tellen tot 1.200 kuub en 2.900 kilowattuur. De allocatiekeuze heeft potentieel grote en onzekere effecten voor huishoudens op de waarde van hun steunpakket: het plafondvolume is immers meer waard in maanden met hogere marktprijzen. De verdeling kan zo zelfs dynamische effecten hebben op de prijszetting door de leveranciers. Een en ander laat maar weer zien hoe snel het implementeren van zo’n verbruiksafhankelijke subsidie complex wordt.

Prijszekere kortingen

Ons alternatieve energieplafond met prijszekere kortingen werkt als volgt: de huidige hoeveelheidsplafonds van 2.900 kilowattuur en 1.200 kuub blijven in stand. Huishoudens betalen de marktprijzen, maar krijgen daarop een forse prijskorting voor alle verbruik tot aan de plafondvolumes. Voor elektriciteit is die prijskorting gelijk aan de gemiddelde elektriciteitsprijs, minus 0,40 euro. Voor gas is ze gelijk aan de gemiddelde gasprijs, minus 1,45 euro. Zo blijven de netto-consumentenprijzen gelijk aan de beloofde plafondprijzen. De hoogte van de kortingen wordt elke maand opnieuw vastgesteld, op basis van de dan geldende marktprijzen. De financiële afhandeling loopt, net als bij het huidige plafondsysteem, via de energierekening. De overheid bepaalt en publiceert maandelijks de kortingen die de energieleveranciers geacht worden om aan hun klanten te geven op het werkelijke verbruik onder de plafondvolumes. De energieleveranciers worden vervolgens gecompenseerd voor de door hen uitgekeerde totale kortingsbedragen.

Een belangrijke eigenschap van dit systeem is dat het voor consumenten vrijwel net zo uitwerkt als het huidige prijsplafond. Een consument die een energieprijs betaalt die gelijk is aan het marktgemiddelde, krijgt precies dezelfde compensatie als in het voorliggende plafondsysteem. Als de gemiddelde marktprijs voor elektriciteit bijvoorbeeld 1,00 euro (ofwel 100 cent) per kilowattuur is, dan bedraagt de korting 100 (de gemiddelde prijs) − 40 = 60 cent. De consument met een contractprijs gelijk aan het gemiddelde betaalt dus 100 (de contractprijs) − 60 = 40 cent. Stijgt de gemiddelde marktprijs naar 150 cent, dan stijgt de prijskorting mee met 50 cent naar 110 cent, zodat de gemiddelde consument 40 cent per kilowattuur blijft betalen. Voor gas geldt er een op analoge wijze bepaalde korting per kuub. Huishoudens worden dus niet geconfronteerd met de onzekerheid van een sterke prijsfluctuatie. De overheid neemt die voor haar rekening via een prijszekere korting.

Onaangetaste concurrentie

Bij het systeem met een prijszekere korting blijft de concurrentie op de energiemarkt volledig effectief. De consument krijgt weliswaar bij elke aanbieder dezelfde prijskorting, maar wat telt zijn de marktprijzen waarop die korting gegeven wordt. Lagere contractprijzen betekenen dus navenant lagere energiekosten. Consumenten behouden in dit voorstel daarom de prikkel en de mogelijkheid om over te stappen naar de leverancier met de laagste prijzen.

Een voorbeeld laat zien waarom dit zo is. Stel er zijn vier leveranciers die elk een elektriciteitsprijs van 1,00 euro vragen. De korting is dan 100 − 40 = 60 cent. Als een van hen zijn prijs verlaagt naar 92 cent, wordt de gemiddelde marktprijs 98 cent, en de prijskorting 98 − 40 = 58 cent. Een klant van deze leverancier betaalt voor zijn consumptie onder het plafond dan 92 cent (de prijs van deze leverancier) minus 58 cent (de nieuwe korting), ofwel 34 cent. Een klant van een andere leverancier betaalt netto 100 − 58 = 42 cent. Overstappen naar de prijsbreker levert dus een besparing op van 8 cent – precies de 8 cent waarmee die zijn prijs had verlaagd. Omgekeerd kan geen enkele aanbieder zijn prijs verhogen, zonder een flink deel van zijn klanten te verliezen. Dit houdt de aanbieders scherp, en daardoor blijven de prijzen competitief, ook wat betreft de plafondvolumes. Daardoor worden overwinsten voorkomen, en blijven de compensatiekosten voor de overheid laag.

Een groot nadeel van de voorliggende omzetverliescompensatie is dat juist daarbij de concurrentie verdwijnt. Als dan een van de vier zijn prijs verlaagt van 1,00 euro naar 92 cent, dan daalt de gemiddelde marktprijs naar 98 cent. Maar consumenten die onder het hoeveelheidsplafond verbruiken, hebben geen reden om over te stappen – zij betalen immers altijd de vaste plafondprijs van 40 cent. Het enige effect van zo’n prijsverlaging is dat de overheid nu aan iedere leverancier 2 cent per kilowattuur verbruik onder het hoeveelheidsplafond minder hoeft te betalen. De prijsbreker zou daarmee een dief van zijn eigen portemonnee zijn.

Gemiddelde marktprijzen cruciaal

Cruciaal in het door ons voorgestelde systeem is dat de kortingen op de gas- en stroomprijs gebaseerd worden op gemiddelde marktprijzen, en niet op de contractprijzen die de consument bij de eigen leverancier betaalt. In dat laatste geval zouden energieleveranciers namelijk nog steeds een sterke prikkel hebben om de prijzen te verhogen, en daarmee hun winstmarge. De overheidskorting stijgt dan immers een-op-een mee met een prijsstijging, waardoor consumenten hetzelfde blijven betalen en dus niet op de prijzen letten. Dit is eenzelfde prijsopdrijvend effect als we al duidden in het geval van de omzetcompensatie (Schinkel et al., 2022). Door de korting te baseren op de gemiddelde marktprijs wordt dit effect eenvoudig weggenomen. In dat geval blijft de consument prijsgevoelig. Het systeem kan zelfs nog een slagje slimmer, door de overheidskorting die elke leverancier mag geven af te laten hangen van de gemiddelde marktprijs van haar concurrenten (zie online kader 4).

Online kader 4: Bepaling korting kan nóg slimmer

In plaats van de klanten van elke energieleverancier een korting te geven op basis van de standaard gemiddelde marktprijs, zou die korting ook gebaseerd kunnen worden op de gemiddelde marktprijs van alle andere energieleveranciers. Dat maakt de concurrentie nog scherper. Beschouw nog eens het voorbeeld in de hoofdtekst. We veronderstellen wederom vier leveranciers die aanvankelijk allemaal 1,00 euro per kilowattuur vragen. Laat één leverancier overwegen om zijn prijs met 8 cent te verlagen. De benchmarkprijs voor zijn klanten blijft 1,00 euro, en hun korting dus 60 cent: de gemiddelde prijs van alle anderen verandert immers niet. De benchmarkprijs van alle anderen gaat echter naar 97,3 cent (het gemiddelde van 1 keer 92 cent, en 2 keer 100 cent), hun korting gaat daarmee naar 57,3 cent. Een klant van de prijsbreker betaalt nu 92 − 60 = 32 cent per kilowattuur; een klant van de anderen 100 − 57,3 = 42,7 cent, een besparing van 10,7 cent per kilowattuur. De prikkel om over te stappen wordt dus nog groter, en daarmee de concurrentie. Overigens kan zo slim benchmarken op de prijzen van de concurrenten ook het omzetcompensatiesysteem verbeteren, omdat het verhogen van de eigen prijzen dan niet meer direct de eigen subsidie verhoogt.
De minister heeft al aangekondigd om alle energieprijzen van alle aanbieders transparant te zullen laten maken door een externe partij, zoals ‘een prijsvergelijker’, en een maandelijks overzicht op te laten stellen als basis voor de subsidieaanvragen van de leveranciers (EZK, 2022c, p. 3). Zo’n officieel prijsoverzicht van de overheid kan prima dienen als basis voor het implementeren van het bovenstaande prijszekere kortingensysteem. Het is met die prijsinformatie een eenvoudige rekenkundige exercitie om bij elke leverancier ook de gemiddelde marktprijs van alle andere leveranciers te vermelden, en de overheidskortingen die elke leverancier op basis daarvan kan aanbieden. Zo’n prijsoverzicht kan meteen ook de consument helpen met het vinden van een leverancier met gunstiger contractvoorwaarden.

Goed uitvoerbaar

Deze implementatiewijze van de energiesteun is volledig transparant: de energieleveranciers krijgen een geoormerkte subsidie, die ze in haar geheel als korting uitkeren. Dat is eenvoudig te controleren. Huishoudens zien netto-prijzen voor hun verbruik onder de plafond­volumes die (vrijwel) gelijk zijn aan de lage plafondprijzen. Het systeem is dan ook bestuurlijk goed uitvoerbaar. Er is geen inzage in de kosten van de energieleveranciers voor nodig, noch de vaststelling van een redelijk rendement. De ACM komt aan dit prijszekere kortingensysteem helemaal niet te pas. Steun aan huishoudens wordt alleen gegeven op de daadwerkelijke consumptie onder de plafondvolumes, dus gericht en zonder overcompensatie van consumenten met een laag gebruik. En ook zonder ongewenste prijsopdrijvende effecten of overwinsten. Energiesteun via prijszekere kortingen voldoet daarmee vrijwel geheel aan de uitdaging waarvoor de politiek zich gesteld ziet.

Enige prijsvariatie

Het enige afwijkende punt van dit plafondsysteem is dat het geen volledige prijszekerheid voor de consument verschaft. Er blijft enige prijsvariatie. Huishoudens die energieprijzen betalen die gelijk zijn aan de gemiddelde marktprijs komen weliswaar precies uit op 40 cent per kilowattuur en 1,45 euro per kuub. Maar klanten van een leverancier met een bovengemiddelde prijs zijn wat slechter af. Immers, zij betalen die bovengemiddelde prijs, maar worden vergoed op basis van de gemiddelde prijs. Daarentegen zijn klanten van energieleveranciers met een prijs die onder de gemiddelde prijs ligt juist beter af. Echter, juist door het in tact blijven van de mededinging zullen leveranciers uiteindelijk een vergelijkbare scherpe prijs vragen. Zolang de prijzen van de verschillende leveranciers niet te veel uiteen lopen, liggen alle contractprijzen dicht bij het gemiddelde, en betalen alle huishoudens netto vrijwel de gewenste vaste plafondprijzen van 1,45 per kuub gas en 0,40 euro met kilowattuur elektriciteit.

Overzicht systemen

Tabel 1 vat de voor- en nadelen samen van de verschillende steunimplementatiemethodes. De belangrijkste verschillen zijn de volgende: ten opzichte van een geïndexeerd maandbedrag zijn kortingen gerichter en goedkoper, omdat deze de huishoudens die weinig energie verbruiken alleen vergoeden voor hun werkelijke verbruik. Ten opzichte van het huidige plafondsysteem houdt ons voorstel de concurrentie om alle consumenten in stand, en geeft het niet de prijsopdrijvende prikkel die uitgaat van omzetcompensatie. Het voorkomt zo overcompensatie van energieleveranciers.

Een nadeel is dat er enige prijsfluctuatie blijft bestaan rond het niveau van de plafondprijzen voor huishoudens die niet op de energieprijzen letten. Maar dat moet toch acceptabel zijn in het licht van de vele voordelen die het prijszekere kortingensysteem biedt. Het maakt de burger vrij, en ook verantwoordelijk om voor zichzelf te zorgen, en te wisselen van energieleverancier. Als de politiek de burger wil beschermen tegen álle prijsbewegingen, dan zet ze die burger volledig vast in de energiecontracten waarvoor de overheid dan te hoge compensatiekosten moet maken. Huishoudens met gemiddelde prijzen zijn precies even goed af als met het huidige plafondplan. Maar wie erin slaagt om een goedkopere aanbieder te vinden, is zelfs nog beter af – en helpt zo mee om de marktprijzen, en daarmee de kosten voor de overheid, te drukken.

Conclusies

Het prijszekere kortingensysteem, dat wij voorstellen als alternatief voor het energieplafondsysteem, voldoet aan de politieke wens om alle Nederlanders de zekerheid van vaste eenheidsprijzen te geven – tot aan de vastgestelde plafondvolumes. Voor consumenten pakken beide systemen nagenoeg hetzelfde uit, terwijl ze tegelijkertijd hun vrijheid behouden om naar een goedkopere aanbieder over te stappen – met behoud van kortingen. Daarbij voorkomt het systeem vermindering van de elasticiteit van de marktvraag, heeft het geen prijsopdrijvend effect, en houdt het de onderlinge concurrentie tussen aanbieders om alle huishoudens in stand.

Het systeem is relatief eenvoudig te implementeren en volledig transparant, waardoor de overheidssteun geheel terechtkomt bij de huishoudens waarvoor deze bedoeld is. De overheid hoeft slechts maandelijks op de geobserveerde marktprijzen geïndexeerde kortingen vast te stellen, per eenheid gas en stroom, gelijk aan het verschil tussen de gemiddelde marktprijs (eventueel zonder de prijs van de betreffende aanbieder) en de plafondprijs. Die kortingen zijn dan voor de betreffende maand van toepassing op de marktprijzen (van die aanbieder) op alle consumptie tot aan het plafond. En als de indexering een maandje achter moet lopen om het goed te doen, dan is dat ook niet zo’n punt. Praktisch uitvoerbaar, politiek verkoopbaar, én economisch verstandig.

Met ons voorstel willen we vooralsnog vooral een denkrichting aangeven. Het energieplafond met prijszekere kortingen combineert de voordelen van een geïndexeerd maandbedrag met de politiek gewenste vaste maximumprijzen, en met steun voor alleen het werkelijk verbruik onder het plafond. Uiteraard zullen vele details nog nader uitgewerkt moeten worden. Bijvoorbeeld dienen de kortingen mogelijk apart bepaald te worden voor de verschillende typen contracten met verschillende looptijden en prijzen. En mogelijk zien we ook nog relevante neveneffecten over het hoofd. Het prijszekere kortingensysteem dient compleet ingericht en professioneel ingeregeld te worden. Toch publiceren we dit alternatief nu vanwege de actualiteit met stoom en kokend water. Nederland worstelt met de vraag hoe het al zijn inwoners warm door de winter kan helpen. We hopen met dit voorstel het fundament te leggen voor een verstandiger prijsplafond dan het systeem dat momenteel op tafel ligt.

Getty Images

Literatuur

ACM (2022) Redelijke marge voor energieleveranciers bij prijsplafond voor gas en elektriciteit. Brief Autoriteit Consument & Markt, ACM/UIT/586065, 3 november.

Energie-Nederland (2022) Hoge energieprijzen en de invoering van het prijs­plafond. Position Paper.

EZK (2022a) Nadere uitwerking tijdelijk prijsplafond energie. Kabinetsbrief, DGKE-DE / 22500317, 4 oktober. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.

EZK (2022b) Beantwoording vragen over tijdelijk prijsplafond. Ministerie van EZK, Kabinetsbrief, DGKE-DE / 22526088, 7 oktober. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.

Het Financieele Dagblad (2022) Energieplafond drijft prijzen en subsidies verder op. Het Financieele Dagblad, 18 oktober.

Nieuwsuur (2022a) Toezichthouder vreest claims energiebedrijven: ‘Politiek moet redelijke winst vaststellen’. NOS Bericht, 10 november.

Nieuwsuur (2022b) Ambtenaren waarschuwen eigen minister: prijsplafond is mogelijk staatssteun. NOS Bericht, 23 november.

NRC (2022a) ‘Geen Europees land heeft zo’n slecht plafondsysteem gekozen om huishoudens te helpen als Nederland’. NRC, 8 november.

NRC (2022b) Tweede Kamer vreest voor extra winst energieleveranciers. NRC, 10 november.

Schinkel, M.P., M. Haan, S. van Tartwijk et al. (2022) Energie-plafond­systeem heeft prijsopdrijvend effect. ESB, te verschijnen (online gepubliceerd op 19 oktober).

Tweede Kamer (2022) Motie Omtzigt. Kamerstuk 36200, nr. 118.

Tweede Kamer (2022b) Hoorzitting over de hoge energieprijzen en de invoering van het prijsplafond, Tweede Kamer der Staten Generaal, 10 November 2022.

Tweede Kamer (2022c) Notaoverleg Prijsplafond Energie. Tweede Kamer der Staten Generaal, 10 november.

Auteurs

Categorieën

Plaats een reactie