J U S T E L     -     Geconsolideerde wetgeving
Einde Eerste woord Laatste woord Wijziging(en) Aanhef
Parlementaire werkzaamheden Inhoudstafel
Erratum Handtekening Einde Franstalige versie
 
belgiėlex . be     -     Kruispuntbank Wetgeving
Raad van State Kamer van volksvertegenwoordigers
ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving
http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/wet/2018/10/14/2018015308/justel

Titel
14 OKTOBER 2018. - Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen Zie wijziging(en)

Bron :
FINANCIEN
Publicatie : 20-12-2018 nummer :   2018015308 bladzijde : 101202       PDF :   originele versie    geconsolideerde versie
Dossiernummer : 2018-10-14/18
Inwerkingtreding / Uitwerking : 01-02-2019

Deze tekst heeft de volgende teksten gewijzigd :1939113002        1967101056       

Inhoudstafel Tekst Begin
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten
Art. 2-10
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 11-27
HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepaling
Art. 28
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding
Art. 29

Tekst Inhoudstafel Begin
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

  Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

  HOOFDSTUK II. - Wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

  Art. 2.In artikel 2691 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967, vervangen bij de wet van 28 april 2015, vernietigd bij het arrest nr. 13/2017 van het Grondwettelijk hof, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) het eerste lid wordt vervangen als volgt:
  "Voor elke zaak die op de algemene rol, in het register van de verzoekschriften of in het register van de vorderingen in kort geding wordt ingeschreven of terug ingeschreven, is er verschuldigd:
  1° in de vredegerechten en de politierechtbanken, een recht van 50 euro;
  2° in de rechtbanken van eerste aanleg en de rechtbanken van koophandel, een recht van 165 euro;
  3° in de hoven van beroep een recht van 400 euro;
  4° in het Hof van Cassatie een recht van 650 euro.";
  b) het tweede lid wordt opgeheven;
  c) het artikel wordt aangevuld met een lid luidende:
  "De zaken die worden geacht spoedeisend te zijn zoals bedoeld in artikel 1253ter/7 van het Gerechtelijk Wetboek zijn onderworpen aan een eenmalig recht wanneer de nieuwe aanhangigmaking bij de familierechtbank het wijzigen van een vordering waarover deze zich al heeft uitgesproken, tot doel heeft. Dit stelsel wordt uitgebreid tot de maatregelen betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag uitgesproken door de jeugdrechtbank, waarvan de wijziging wordt gevraagd voor de familierechtbank.".
  
  (NOTA : bij arrest nr. 84/2021 van 10-06-2021 (2021-06-10/17, B.St. 12-07-2021, p. 70098), heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel vernietigd, in zoverre zij van toepassing zijn op de rechtzoekenden van wie de zaak op de rol is ingeschreven tussen 1 februari 2019 en 31 augustus 2020, die uiterlijk op 31 augustus 2020 zijn veroordeeld tot betaling van de rolrechten, en van wie de bestaansmiddelen lager zijn dan de plafonds om juridische tweedelijnsbijstand en rechtsbijstand te genieten, zoals vastgesteld krachtens de artikelen 3 en 4 van de wet van 31 juli 2020)

  Art. 3.Artikel 2692 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967, vervangen bij de wet van 28 april 2015, vernietigd bij het arrest nr. 13/2017 van het Grondwettelijk Hof, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 2692. § 1. De rechter veroordeelt in zijn eindbeslissing de partij of de partijen die het recht verschuldigd zijn tot de betaling ervan of tot betaling van hun deel erin. Tegen de beslissing van de rechter kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
  Het recht is volledig verschuldigd door de partij die de zaak op de rol heeft doen stellen, behalve indien:
  1° de verweerder in het ongelijk wordt gesteld, in welk geval het recht volledig verschuldigd is door de verweerder;
  2° de partijen onderscheidenlijk omtrent enig geschilpunt in het ongelijk zijn gesteld, in welk geval het recht ten dele door de eiser en ten dele door de verweerder verschuldigd is, volgens de beslissing van de rechter.
  Het recht wordt opeisbaar op de datum van de veroordeling.
  § 2. In geval de zaak op de rol wordt doorgehaald of van de rol wordt weggelaten bij toepassing van artikel 730 van het Gerechtelijk Wetboek, is het recht vanaf de datum van de doorhaling of van de weglating opeisbaar ten laste van de partij die de zaak op de rol heeft doen stellen.".
  
  (NOTA : bij arrest nr. 84/2021 van 10-06-2021 (2021-06-10/17, B.St. 12-07-2021, p. 70098), heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel vernietigd, in zoverre zij van toepassing zijn op de rechtzoekenden van wie de zaak op de rol is ingeschreven tussen 1 februari 2019 en 31 augustus 2020, die uiterlijk op 31 augustus 2020 zijn veroordeeld tot betaling van de rolrechten, en van wie de bestaansmiddelen lager zijn dan de plafonds om juridische tweedelijnsbijstand en rechtsbijstand te genieten, zoals vastgesteld krachtens de artikelen 3 en 4 van de wet van 31 juli 2020)

  Art. 4. Artikel 2693 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 december 1993, opgeheven bij de wet van 28 april 2015, vernietigd bij het arrest nr. 13/2017 van het Grondwettelijk Hof, wordt opgeheven.

  Art. 5. Artikel 2694 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 mei 2013, wordt opgeheven

  Art. 6. Artikel 2791 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 28 april 2015, vernietigd bij het arrest nr. 13/2017 van het Grondwettelijk Hof, wordt aangevuld met de bepalingen onder 3° en 4°, luidende:
  "3° de inschrijving van zaken die worden gebracht voor de arbeidsgerechten;
  4° de inschrijving van zaken die ingeleid worden in het kader van het boek XX van het Wetboek van economisch recht.".

  Art. 7. Artikel 280, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt aangevuld met de bepaling onder 9° luidende:
  "9° de uitvoerbare uitgiften van vonnissen en arresten die aan de partijen worden verstrekt anders dan krachtens een beschikking van de voorzitter van de rechtbank als bedoeld in artikel 1379 van het Gerechtelijk Wetboek.".

  Art. 8. Artikel 281 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 27 mei 2013, wordt opgeheven.

  Art. 9. Artikel 288 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 19 december 2006, wordt hersteld als volgt:
  "Art. 288. De Koning kan wat de rolrechten betreft bij een in Ministerraad overlegd besluit de regels bepalen inzake de inning, de verjaringstermijnen, de wijzen waarop de verjaring wordt gestuit of geschorst, de vervolgingen en gedingen en de moratoire interesten en daarbij afwijken van de in artikelen 286 en 287 bepaalde regels. De besluiten die genomen worden in toepassing van dit artikel, worden bekrachtigd door de wet binnen de 12 maanden volgend op de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.".

  Art. 10. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 288bis ingevoegd, luidende:
  "Art. 288bis. De Koning kan bepalen dat wegens de laattijdige betaling van een rolrecht een administratieve boete zal verschuldigd zijn waarvan het bedrag niet minder kan bedragen dan 25 euro en niet hoger mag zijn dan de helft van het recht bepaald in artikel 2691.".

  HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

  Art. 11. In artikel 702 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 oktober 2015, wordt de bepaling onder 1° aangevuld met de woorden "en, in voorkomend geval, zijn rijksregister- of ondernemingsnummer".

  Art. 12. In artikel 706, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 10 juli 2006, worden de woorden "nadat, in voorkomend geval, de rolrechten zijn betaald" opgeheven.

  Art. 13. In artikel 711, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt de bepaling onder 4° opgeheven.

  Art. 14. In artikel 780, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt de bepaling onder 2° aangevuld met de woorden "en, in voorkomend geval, hun rijksregister- of ondernemingsnummer".

  Art. 15. In artikel 816, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt de eerste zin, die aanvangt met de woorden "De partijen" en eindigt met de woorden "hun verblijfplaats", aangevuld met de woorden "en, in voorkomend geval, hun rijksregister- of ondernemingsnummer".

  Art. 16. In artikel 1026, 2°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "zijn rijksregister- of ondernemingsnummer en" ingevoegd tussen de woorden "in voorkomend geval" en de woorden "de naam".

  Art. 17. In artikel 1034ter, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 3 augustus 1992, worden de woorden "inschrijving in het handelsregister of ambachtsregister" vervangen door de woorden "zijn rijksregister- of ondernemingsnummer".

  Art. 18. In artikel 1034sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij wet van 3 augustus 1992, worden de woorden "Nadat, in voorkomend geval, de rolrechten zijn betaald, worden de partijen" vervangen door de woorden "De partijen worden".

  Art. 19. In artikel 1057, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 3 augustus 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de bepaling onder 2° wordt aangevuld met de woorden "en, in voorkomend geval, zijn rijksregister- of ondernemingsnummer";
  b) in de bepaling onder 8° worden de woorden ", in welk geval" vervangen door de woorden "of, behoudens de gevallen bedoeld in artikel 1066, tweede lid, wanneer de rolrechten verbonden aan de bestreden beslissing en ten laste van de appellant niet betaald werden, in welke gevallen";
  c) de bepaling onder 8° wordt aangevuld met de woorden ", na zich van de betaling van de hierboven vermelde rolrechten te hebben vergewist".

  Art. 20. In artikel 1226, § 2, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 9 mei 2007, worden de woorden "en, in voorkomend geval, zijn rijksregisternummer," ingevoegd tussen de woorden "de verzoeker" en het woord "evenals".

  Art. 21. In artikel 1337ter, § 1, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 juni 1991 en gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de woorden "zijn rijksregisternummer en" ingevoegd tussen de woorden "desgevallend," en de woorden "de naam".

  Art. 22. In artikel 1340, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "zijn rijksregister- of ondernemingsnummer en" ingevoegd tussen de woorden "in voorkomend geval" en de woorden "de naam".

  Art. 23. Artikel 1343, § 3, derde lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 juli 1987, wordt aangevuld met de woorden "en, in voorkomend geval, zijn rijksregister- of ondernemingsnummer".

  Art. 24. Artikel 1344bis, tweede lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 december 1983, wordt aangevuld met de woorden "en, in voorkomend geval, zijn rijksregister- of ondernemingsnummer".

  Art. 25. Artikel 1344octies, tweede lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 oktober 2017, wordt aangevuld met de woorden "en, in voorkomend geval, zijn rijksregister- of ondernemingsnummer".

  Art. 26. Artikel 1401 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 19 oktober 2015, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "In elk geval wordt het aangevochten vonnis uitvoerbaar bij voorraad wanneer het rolrecht dat ten laste werd gelegd van de appellant ingevolge dit vonnis, niet werd betaald binnen een termijn van drie maanden die begint te lopen vanaf de beroepsakte. De griffier levert, op vraag van een partij, een attest af van de overschrijding van deze termijn.".

  Art. 27. In artikel 1675/4, § 2, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, worden de woorden "zijn rijksregisternummer en" ingevoegd tussen de woorden "in voorkomend geval" en de woorden "de naam".

  HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepaling

  Art. 28. De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de zaken waarvan de in artikel 2691, eerste lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten bedoelde inschrijving of herinschrijving wordt verzocht vanaf hun datums van inwerkingtreding.

  HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding

  Art. 29. Artikel 19, b) en c), treedt in werking op 1 januari 2019.
  De andere bepalingen van deze wet treden in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Handtekening Tekst Inhoudstafel Begin
   Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 14 oktober 2018.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Financiėn,
J. VAN OVERTVELDT
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
K. GEENS

Aanhef Tekst Inhoudstafel Begin
   FILIP, Koning der Belgen,
   Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
   De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Erratum Tekst Begin

originele versie
2019012175
PUBLICATIE :
2019-05-08
bladzijde : 44088

Erratum



Wijziging(en) Tekst Inhoudstafel Begin
originele versie
  • ARREST GRONDWETTELIJK HOF VAN 10-06-2021 GEPUBL. OP 12-07-2021
    (GEWIJZIGDE ART. : 2; 3)

  • Parlementaire werkzaamheden Tekst Inhoudstafel Begin
       Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54 2569 Integraal Verslag : 20 september 2018

    Begin Eerste woord Laatste woord Wijziging(en) Aanhef
    Parlementaire werkzaamheden Inhoudstafel
    Erratum Franstalige versie